+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Johannes
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 69 %
Joh. 3
3:1 Er 1) was iemand uit de Farizeeën, Nikodemus geheten,
een voorman der Joden.
2 Deze kwam in de nacht naar hem toe,
en zei tegen hem:
rabbi, wij weten dat u van God gekomen bent als leraar,
want niemand kan die tekenen doen, die u doet,
als God niet met hem is.
3 Jezus antwoordde en zei tegen hem:
voorwaar, voorwaar ik zeg u:
als iemand niet van bovenaf geboren wordt
kan deze het Koninkrijk van God niet zien.
4 Zegt Nikodemus tegen hem:
hoe kan iemand geboren worden,
terwijl die oud is?
Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan
en geboren worden?
5 Jezus antwoordde:
voorwaar, voorwaar ik zeg u:
als iemand niet geboren wordt uit water en geest
kan deze het Koninkrijk van God niet binnengaan.
6 Wat geboren is uit het vlees is vlees,
maar wat geboren is uit de geest is geest.
7 Verbaas u niet dat ik u gezegd heb:
u moet van boven af geboren worden.
8 De geest waait waarheen hij wil
en je hoort zijn stem,
maar je weet niet vanwaar hij komt
en waarheen hij gaat.
Zo is ieder die geboren is uit de geest.
9 Nikodemus antwoordde en zei tegen hem:
hoe kan dat gebeuren?
10 Jezus antwoordde en zei tegen hem:
u bent de leraar van Israël en dat weet u niet?
11
Voorwaar, voorwaar ik zeg u:
wat wij weten, dat spreken wij uit
en wat wij gezien hebben,
daarvan getuigen wij,
maar u neemt ons getuigenis niet aan.
12
Als ik u van de dingen op aarde spreek
en u gelooft het niet,
hoe zult u dan geloven
wanneer ik zou spreken over de dingen van de hemel?
13
Maar niemand is opgegaan naar de hemel,
behalve degene die van de hemel is afgedaald:
de mensenzoon.
14
En zoals Mozes de slang omhoog stak in de woestijn,
zo moet ook de mensenzoon omhoog gestoken worden,
15
opdat ieder die op hem vertrouwt
het leven van de Eeuwige zal hebben.
16
Want zo heeft God de wereld liefgehad,
dat hij zijn zoon,
zijn eniggeborene,
heeft gegeven,
opdat ieder die gelooft in hem
niet te gronde gaat,
maar het leven van de Eeuwige heeft.
17
Want 2) God heeft Zijn Zoon niet
in de wereld gezonden
opdat Hij de wereld zou oordelen,
maar opdat Hij de wereld zou verlossen door hem.
18
Wie op hem vertrouwt,
wordt niet veroordeeld,
wie niet vertrouwt,
is al geoordeeld,
omdat hij niet heeft vertrouwd op de naam van de eniggeboren Zoon van God.
19
Dit nu is het oordeel,
dat het licht in de wereld gekomen is
en de mensen hebben de duisternis
meer liefgehad dan het licht
want hun werken waren slecht.
20
Want iedereen die kwaad doet,
haat het licht
en komt niet tot het licht,
opdat zijn werken niet aan het licht zullen komen.
21
maar wie de waarheid doet,
komt tot het licht,
opdat blijk gegeven wordt
dat zijn werken in God zijn verricht.

22 Daarna 3) ging Jezus met zijn leerlingen
naar het Judeese land
en daar verbleef hij met hen
en doopte hij.
23 Ook Johannes was aan het dopen
in Aenon, dichtbij Salim,
want daar was veel water
en men kwam er en werd gedoopt;
24 want Johannes was nog niet
in het gevang geworpen.
25 Er geschiedde 4) dan een twistgesprek
vanuit de leerlingen van Johannes
met een Judeeër 5)over reiniging.
26 En zij kwamen bij Johannes en zeiden hem:
Rabbi,
hij die bij jou was
aan de overkant van de Jordaan,
over wie je getuigd hebt,
zie 6), deze doopt
en allen komen naar hem toe.
27 Johannes antwoordde en zei:
Een mens kan echt niets aannemen
als het hem niet gegeven wordt vanuit de hemel.
28
Zelf kunnen jullie van mij getuigen dat ik zei:
'Ik ben niet 7)de Gezalfde',
maar:
'Ik ben gezonden vóór hem uit'.
29
Wie de bruid heeft is de bruidegom;
en de vriend van de bruidegom
die (er) staat en naar hem luistert
verheugt zich vol vreugde
over de stem van de bruidegom.
Dat nu is de vreugde die mij volkomen vervult.
30
Híj moet meer worden
en ik minder worden.

1vertaling van Jaap Goorhuis
2vertaling van Gerda van Deelen
3vertaling van Machteld van Woerden
4Hebraïsme, meestal gebruikt om iets nieuws in het verhaal aan te kondigen
5het is de vraag of Joudaios in de tijd van Johannes al met Jood werd vertaald. Liever gebruik ik het minder belastende woord Judeeër,een mens komend uit de landstreek Judea
6ook dit is een Hebraïsme, in de zin van: let op!
7woordspel met "ik ben" de Godsnaam